Preek 21-22 november 2009

Tags: 

Christus Koning

Bij ons thuis vroeger stond er in de boekenkast een boek met de titel ‘Droomkoninkje’. Met grote letters stond het op de kaft van het boek geschreven. Als kind keek ik er altijd tegenaan bij het avondeten. Ik heb het boek nooit gelezen. Maar ik maakte me allerlei voorstellingen bij wat een Droomkoning was. Het moest iemand zijn die woonde in een groot, wit paleis, met statige trappen ervoor, met brede gangen met zachte tapijten. Een grote eetzaal met lange, prachtig gedekte tafels met kroonluchters erboven. En zo meer. Koningen, prinsen en prinsessen komen voor in oude sprookjes, in verhalen over lieftallige prinsessen die eenzaam zijn en uitkijken naar de prins op het witte paard, die toch eens komen moet.

Europa heeft nog meerdere koninkrijken en koningen. In Engeland, Spanje, België. En het koninkrijk der Nederlanden.

Maar Jezus hoort niet bij de royalty’s. Hij, de man uit Nazareth, past niet in het programma ‘Blauw Bloed’. Waarom dan toch koning? Wat voor een koning is hij? Een droomkoning? Ieder jaar op Prinsjesdag houdt onze koningin de troonrede. Dan worden de plannen voor het nieuwe jaar en voor de toekomst uitgesproken. Heeft Jezus ook zo’n troonrede uitgesproken waarin wordt verteld hoe hij koning wil zijn? Ja. Het staat in het evangelie van Lukas, het 4e hoofdstuk. [Luk.4,16-18]. Het was in Nazareth, de plaats waar hij vandaan kwam. In de synagoog ging hij naar voren en alle ogen waren op hem gericht. Je kon een speld horen vallen. en geloof maar dat ze kritisch luisterden, zijn plaatsgenoten die hem zo goed kenden. Hij deed de boekrol open en las de tekst van de profeet Jesaja:
“De Geest des Heren heeft mij gezalfd
om aan armen de blijde boodschap te brengen,
om aan blinden het licht in hun ogen te geven.,
om verdrukten te laten gaan in vrijheid,
om namens de Heer een jaar van genade af te kondigen”.
Hij rolde de boekrol dicht en zei: ‘Vandaag is dit schriftwoord in vervulling gegaan’.
Die boodschap werd in Nazareth met gemengde gevoelens ontvangen. Dat ontlokte aan Jezus later de uitspraak: ‘Een profeet is in zijn vaderstad niet geëerd’. [Matt.13,57]

Maar Jezus heeft de armen, de blinden en de onderdrukten opgezocht. Hij is de koning geworden van mensen die niet in tel waren. Hij ging naar mensen aan de zelfkant van de samenleving, aan wie geen eer te behalen viel, op wie werd neergekeken. Hij neemt het voor hen op: Ik ben gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was. Daarvoor was hij gekomen!

Als hij op het eind van zijn leven voor Pilatus staat, zal hij zeggen: ‘Ja, ik ben koning. Maar mijn koningschap is niet van deze wereld’. Niet van deze wereld? Maar hij was hier toch opgetreden, d.w.z. in het Palestina van toen. Hij had de mensen opgezocht en aangeraakt en opgetild en bemoedigd? Maar Hij behoorde niet tot de wereld waar alles draait om geld en macht, waar het hard tegen hard gaat, waar ellebogenwerk, vriendjespolitiek en corruptie aan de orde van de dag zijn. - Waar miljarden worden uitgegeven aan wapens die dood en verderf zaaien, en waar tegelijk miljoenen mensen van honger omkomen, geen veilige plek hebben en moeten vluchten en nergens welkom zijn.

Jezus stond in deze wereld voor een andere wereld: waar menselijkheid en zorg voor elkaar bovenaan op de agenda staan. Het was Jezus’droom. Het is nog zijn droom dat die wereld komen zal.

Wat is ervan terechtgekomen, denk je cynisch? Er zijn in de loop der eeuwen zeer velen geweest die door het ideaal van Jezus werden geraakt. Ze hebben de wereld beter gemaakt en zijn doorgegaan ondanks alles. Je hoort wel zeggen dat onze wereld nog bestaat, is te danken aan zovelen die ver van het grote nieuws het kwaad hebben bestreden en de liefde hebben wáár gemaakt.

Noem eens namen! Dan denk ik aan pater Damiaan de Veuster die vorige maand nog heilig werd verklaard. Hij was als gezonde jonge man naar de missie vertrokken. Hij heeft aan melaatsen, ten dode opgeschreven mensen, hun waardigheid teruggegeven. Hij is 49 jaar geworden. De foto op het eind van zijn leven toont ons een man met een grote, zwarte hoed, en daaronder een gezicht getekend en verminkt door de melaatsheid.

Christenmensen als wij toch willen zijn, kunnen ons niet losmaken van de droom van Jezus van Nazareth. Hij droomde van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, een wereld naar Gods hart, waar mensen leven vóór elkaar en niet ten koste van elkaar. Die droom mag ons niet loslaten. Laten we daaraan denken, telkens als wij in het ‘Onze Vader’ bidden: Uw koninkrijk kome!

J.Ditters