Preek 26-27 november 2011

Tags: 

Feest van Christus Koning - Evangelie: Matteus 25, 31-40

Bij ons thuis - vroeger - hing aan de muur een kruis. Zoals dat gebruikelijk was. Het was een mooi kruis, uit hout gesneden. Een vriend van mijn vader had het gemaakt uit één stuk hout en het mijn vader cadeau gedaan.
Boven het hoofd van de gestorven Christus was een bordje aangebracht met de letters INRI. - Later werd de betekenis ervan voor mij duidelijk. De letters zijn een afkorting van de Latijnse woorden: Jezus van Nazareth, Rex Judaeorum. Jezus van Nazareth, koning van de Joden.
Pilatus, de Romeinse bevelvoerder die verantwoordelijk was voor de kruisiging van Jezus, had die woorden laten aanbrengen.
De Joden hadden er bezwaar tegen aangetekend: “Hij heeft gezegd, ik ben de koning van de Joden”. Maar wij erkennen hem niet, hij is niet onze koning. [Joh. 19,21]
Maar Pilatus antwoordde, en in het Latijn klinkt dat hard, Quod scripsi, scripsi`
Wat ik heb geschreven, blijft geschreven: Jezus van Nazareth, koning van de Joden!

Jezus wordt in het evangelie meermalen ´koning´ genoemd. Dat was al bij zijn geboorte. De Wijzen uit het Oosten hebben een ster aan de hemel gezien en vragen in Jerusalem: "Waar is de pasgeboren koning van de Joden?` (Matt.2,2)
Toen hij op het eind van zijn leven gevangen werd genomen, werd hij door de soldaten bespot. Ze hadden hem een rode mantel omgehangen en hem een doornenkroon op het hoofd gezet. Ze riepen: Gegroet, koning van de Joden!

Even los van dit verhaal: wat verstaan we eigenlijk onder een koning? Wat roept het woord ´koning´ bij ons op?
Een koning was vroeger iemand die alles voor het zeggen had. Iedereen moest de koning gehoorzamen. Wat de koning besliste, gebeurde.
Dat is in onze dagen helemaal anders. Er zijn trouwens weinig koninkrijken meer in Europa. Het koningschap heeft een andere rol en betekenis gekregen. De koning is geen absolute heerser meer. Koningen van nu symboliseren de eenheid van het volk en het land, ze staan boven de partijen en tegenstellingen.

Wat een uiterst triest beeld krijgen we van Jezus als hij daar voor Pilatus staat, de doornenkroon op het hoofd en de rode mantel om de schouders, gehavend en geslagen. Een spotkoning.
Een droevig toonbeeld van wat mensen elkaar kunnen aandoen. Hij heeft tot in de diepste diepte het lot van de mensen gedeeld. Pilatus had nog met gevoel voor drama gezegd: Ziet de mens!

Pilatus had hem ook nog gevraagd: Bent U nu toch koning?
Jezus had geantwoord: Ja, maar mijn koningschap is niet van deze wereld.
Niet van deze wereld? Maar van welke wereld dan?
Van een wereld ergens boven, op één van de planeten in het heelal?
Nee, hij wil koning zijn in ónze wereld. Maar dan onze wereld anders:
een wereld,
waar het onrecht is afgezworen,
waar geen mensen worden opgeofferd aan de macht en grootheidswaanzin van enkelen,
waar ieder recht op leven heeft en recht op een eigen plekje onder de zon,
een wereld waar mensen niet alleen aan zichzelf denken maar er ook op toezien dat niemand verloren loopt.

Hoe moet die wereld in godsnaam tot stand komen? Is dat geen onmogelijke zaak?
Het is geen kwestie van mooie woorden uitspreken, of van veel wierook branden in grote kathedralen,
maar van mensen die zich volgelingen tonen van die Jezus van Nazareth.
In het evangelie van deze Zondag lezen en horen we of de koning zich in ons herkennen zal als zijn volgelingen.

We moeten nog even terugdenken aan de eerste lezing van Toon Hermans.
Toon Hermans had de gave om verwonderd te zijn over kleine dingen van het leven. Hij verstond de kunst om met een paar woorden iets wat klein en onbeduidend lijkt. als een parel te laten oplichten,
Zo ook, als hij het in de eerste lezing heeft over het wonder ‘mens’. Over ons dus.

We zijn in ons leven misschien maar tot kleine dingen in staat, kleine mogelijkheden. Laten we die niet onbenut laten, maar juist laten oplichten!
En de woorden ernstig nemen die. we in het ‘Onze Vader’ bidden:
Uw koninkrijk kome.

Jaap Ditters