Preek 4-5 april 2009

Tags: 

5e Zondag in de Veertigdagentijd - “De graankorrel”. -
Evangelie: Jo.12, 20-26, 32-33

Je leest soms merkwaardige berichten in de krant. Zo las ik onlangs dat op de snelweg nabij Schiphol een ‘billboard’ te zien is met daarop de tekst:“Er is waarschijnlijk geen god, probeer zelf te denken”. Het was blijkbaar de bedoeling dat die tekst ook als reclame op autobussen zou worden aangebracht o.a. in Noord-Brabant en dus ook in Oosterhout. Dat gebeurt echter niet, omdat de busondernemingen het hebben geweigerd. Die tekst is nogal cru. Maar we zijn tegenwoordig wel wat gewend. Wat bezielt mensen om zo’n tekst te maken? Er zijn mensen die niet kunnen geloven, dat weten we. Mensen die wel zouden willen geloven, maar het niet kunnen.

Maar mensen die zo’n bord langs de snelweg zetten, zijn andere mensen. Het lijkt wel of ze boos zijn. In het verleden hebben ze zich misschien een bepaald beeld van God gevormd, een voorstelling van Hem gemaakt. Maar God heeft niet aan hun verwachtingen beantwoord. Ze zijn hevig teleurgesteld en dat moeten ze afreageren. We hebben altijd geleerd dat God onvoorstelbaar is. We weten zelfs niet wat we zeggen als we ‘God’ zeggen. God past niet in het denkraam van mensen. Hij gaat er eindeloos boven uit.

‘Durf zelf te denken’. Alsof gelovige mensen niet zouden denken! Juist omdat ze nadenken en hun ogen de kost geven, beseffen ze dat achter alle leven, achter alles wat bestaat, een diep mysterie schuil gaat, dat we aanduiden met de naam ‘God’. God is de oorsprong van het leven, de schepper van al wat bestaat. Natuurlijk is er evolutie, ontwikkeling van lagere naar hogere vormen. Maar het is toch te gek om te denken dat de mens bij toeval is ontstaan. We durven dus te denken dat er een God is, schepper van hemel en aarde, schepper van mensen. Gelovige mensen durven heus wel zelf te denken. Ze kunnen zelfs minister worden of minister-president of hoogleraar aan de universiteit, enz.

Het evangelie van vandaag sluit daar enigszins op aan. Het vertelt dat er bij gelegenheid van het paasfeest ook Grieken in Jerusalem waren. Grieken hadden toch hun eigen goden en daarbij veel wonderlijke verhalen? Ze wilden Jezus zien. Ze hadden zonder twijfel van hem gehoord en wilden weten wie hij was. Ze klampten de apostelen Filippus en Andreas aan om via hen bij Jezus te komen. Het evangelie vertelt weinig van het gesprek. Maar we horen het antwoord van Jezus: diepzinnige woorden, helemaal in de sfeer van Johannes die het heeft opgeschreven. “Het uur is gekomen. - Ik verzeker jullie, als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen. Maar als hij sterft brengt hij rijke vrucht voort”. Een prachtige tekst. Zijn uur is gekomen. Met de graankorrel die in de aarde valt is Jezus zelf bedoeld. Zijn dood is aanstaande en van onschatbare waarde.

Een graankorrel. Straks in de zomer zal het uitgezaaide koren weer omhoog schieten uit de aarde, altijd weer een wonder van groeikracht. Als het rijp is, wordt het koren gemaaid, het wordt gedorst en gemalen. De balen meel gaan naar de bakker en de duizenden en duizenden zullen gevoed worden met het brood en de vruchten van de aarde. Zo - bedoelt Jezus - zal ik vrucht dragen in die talloze mensen over heel de wereld die in mijn voetspoor gaan. En wie mij volgt, zal zich niet vastklampen aan zijn eigen leven en het krampachtig voor zichzelf houden. Hij zal zijn leven inzetten en vruchtbaar maken.

Hebben die Grieken begrepen wie Jezus was? Heel anders dan hun vele, Griekse goden, waarvan de één al machtiger wilde zijn dan de ander, die jaloers waren op elkaar en elkaar bestreden met allerlei trucs. Heel anders! In Jezus wordt een God weerspiegeld die met mensen begaan is, die mensen nabij wil zijn, een God die we Vader mogen noemen, een Vader die zijn hand beschermend uitstrekt. Een God die het lijden niet wegneemt, maar alle verdriet eens zal laten verkeren in vreugde.

Laten we dankbaar zijn dat we kunnen en mogen geloven, zij het soms met aarzeling en twijfel.

En die mensen van de reclameborden langs de weg met de tekst: “Er bestaast waarschijnlijk geen God”? Hun perspectief reikt niet verder dan hier en nu, niet verder dan dit brokkelig bestaan. Aan hen stellen we de vraag van de filosoof: ‘Is niet alles niets als God niet is?’

Jaap Ditters